Met de auto naar mijn lief. Hij rijdt altijd een andere route dan ik, binnendoor, want dat lijkt korter. Ik rijd altijd de rechttoe rechtaan route. Gewoon rechtdoor en bij de stoplichten rechtsaf. Geen gedoe en zeker weten dat je zonder TomTom toch op je bestemming aankomt.
Nu ben ik die route al zo vaak meegereden, dat ik die weg ook weet. Binnendoor. En net op het moment dat ik af wil slaan, zie ik een groot landbouwvoertuig. Hup, niet zeuren, gewoon rechttoe rechtaan.
Met de auto weer naar huis. Hij rijdt altijd een andere route dan ik, binnendoor, want dat lijkt korter. Ik rijd altijd de rechttoe rechtaan route. Gewoon rechtdoor en bij de stoplichten linksaf. Geen gedoe en zeker weten dat je zonder TomTom toch op je bestemming aankomt.
Opnieuw de twijfel, zal ik binnendoor? Nee, ik ga gewoon rechttoe rechtaan. Eén stoplicht verderop draait een grote auto-met-notenkraam-van-de-markt langzaam voor me de weg op. Dat heb ik weer.
Ik rijd met een sukkeldrafje achter de notenkar aan. We komen bij een omleiding en volgen de borden “D”. En dan zie ik mijn kans: Ik schiet linksaf, steek een kruispunt over, ga rechts en weer links en jawel, in mijn achteruitkijkspiegel zie ik de notenkar weer opdoemen.
Is het overmoed? Ik weet het niet. Weer die borden “D”, maar ik weet het beter. In vind mijn weg door de wijk en zit voor ik het weet weer op de juiste route. Op de rotonde even verderop draait de grote auto-met-notenkraam-van-de-markt langzaam voor me de weg op. Dat heb ik weer.
« VORIGE   VOLGENDE »