Mijn twee dochters komen thuis met hun rapport. De oudste glundert, zij gaat straks naar brugklas havo/vwo en onopvallend bedelt ze om complimentjes.
De jongste staat ernaast. Zij heeft een moeilijke start dit jaar in de bovenbouw met bijna allemaal nieuwe klasgenootjes. Voelt zich nog niet op haar plek in de klas en ook het contact met de juffen loopt nog niet soepel. Met een rechtsgeoriënteerde leerstijl en een gloeiende hekel aan school, toont haar rapport voldoende/zwak.
Ik sta in tweestrijd. Hoewel ik de oudste graag uitbundig wil complimenteren, wil ik de jongste niet teleurstellen, omdat ik nu eenmaal niet kan zeggen dat ook zij een prachtig rapport heeft. Ik leg de rapporten even opzij, zeg dat ik ze op mijn gemak wil bekijken en dat ik er op terugkom.
In eerste instantie ben ik boos, ze oefent thuis zo goed haar woordjes en maakt sinds dit jaar maar een paar foutjes in haar dictees, dat zie ik niet terug in haar rapport. Voor haar werkstuk had ze een uitstekend, maar in haar rapport was eerst ‘voldoende’ aangekruist. Dit is weliswaar gecorrigeerd, maar in hoeverre zijn haar juffen bevooroordeeld en vullen ze haar rapport op de automatische piloot in? Zien ze haar wel?
Een paar dagen later vertel ik de jongste dat ze met dit rapport over een paar jaar niet naar haar favoriete middelbare school kan. Groot verdriet. Ze wil weg, zich verstoppen in haar bed. Maar ik hou haar bij me, op schoot, en samen bekijken we haar rapport.
In de middenbouw was ze een kei in rekenen, maar nu staat ze zwak. Wat is er gebeurd? Ze vindt rekenen niet leuk meer. Het boek is niet leuk, het is steeds hetzelfde en sommige sommen snapt ze niet. Maar vragen aan de juf, dat doet ze niet.
Taal is niet haar sterkste kant. Bij AVI en DMT toetsen blokkeert ze volledig. Dat is niet nieuw, maar waarom een zwak voor woordenschat? ‘Ooh’, zegt ze, ‘dan moeten we steeds spreekwoorden doen met een woordenboek, dat vind ik niet leuk, dus die lesjes doe ik niet’.
Ook begrijpend lezen gaat niet goed. ‘Maar mam, wat is dat eigenlijk?’, vraagt ze. Ik leg haar uit dat ze dan een stukje tekst moet lezen en daarna een aantal vragen moet beantwoorden over de tekst, zodat de juf kan zien dat ze het heeft begrepen. Zachtjes fluistert ze in mijn oor: ‘Maar ik lees die tekstjes nooit, die vind ik stom’.
Langzaam maar zeker ontdekken we samen dat ze op verschillende onderdelen zwak scoort, niet omdat ze het niet kan of moeilijk vindt, maar gewoon omdat ze de opdrachten niet doet zoals verwacht wordt.
Door samen met haar het rapport door te nemen ziet ze opeens dat de lesjes die ze in de klas moet doen samenhangen met de resultaten op haar rapport. En natuurlijk wil ze wel naar die ene middelbare school.
Er zullen nog veel gesprekken volgen, maar het begin is gemaakt.
« VORIGE   VOLGENDE »